Herman Leenders
zij is een web je wordt erin
geboren zij houdt je
vast je loopt door haar straten
gebogen haastig beschaamd
omdat het verraad is als je haar
verlaat blijft het rag als kleefkruid
aan je plakken
trekt als een cartograaf
de wegen die je volgt
zoektocht naar
een hart dat klopt
plattegrond van een doolhof
waaruit je niet ontsnapt
Herman Leenders werd in 1960 geboren in Brugge. Hij studeerde Germaanse filologie.
Herman Leenders debuteerde in 1982 met Mijn landschap, een beeldinventaris, een dichtbundel die verscheen in de Yang-poëziereeks. De dichtbundels Ogentroost (1992), Landlopen (1995), Speelgoed (2000), Vervalsingen (2008), Dat is wij (2013), Overstekend wild (2020) en Het voorland (2023) verschenen bij De Arbeiderspers evenals de verhalenbundel Het mennegat (1994) en de romans De echtbreukeling (2005) en God speelt drieband (2017). In 2021 verscheen 'Het huis van de dichter', een bloemlezing uit het poëtisch werk van 1992 tot 2020. In 2016 en 2017 was hij (vrije) stadsdichter van Brugge.
Hij werd bekroond met onder andere de C.Buddingh'-prijs, de Hugues C.Pernath-prijs, de Prijs van de Provincie West-Vlaanderen.en de Prijs van de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers (VWS).
De gedichten van Het voorland spelen zich af tussen duisternis en licht, tussen rampspoed en geluk, daar waar de meeste mensenlevens zich bevinden: in een tussenin met een constante va-et-vient. Er hangt een onuitgesproken dreiging over deze gedichten maar tegelijkertijd een geruststellende mist van weemoed en tevredenheid. De mens is op weg naar zijn lotsbestemming en leeft ondertussen onwetend, min of meer gelukkig, min of meer onschuldig in het voorland, het grensgebied tussen land en zee, hemel en aarde, gisteren en morgen, leven en dood. Elk ogenblik kan alles kantelen, er zijn vele manieren waarop dat kan gebeuren, maar terwijl de dingen zich voltrekken klinkt in het voorportaal de poëzie.
Rob Schouten in Trouw 10 september 2023: "Herman Leenders is traditioneel, niet bij de tijd, maar zijn gedichten zijn raak, sereen en mooi als ‘een fragiel engelenkoor' (...) Op een of andere manier raakt hij met zijn eenvoudige, transparante woorden en beelden soms een poëtische oersnaar, en dat is best zeldzaam.(...) Juist het feit dat zijn gedichten niet erg afwijken van het gangbare en slechts in nuances verschillen van andere teksten, maakt zijn werk bijzonder. Geen spektakel, geen extreem taalgebruik: alles is sereen en ingetogen, je zou hem de Fauré onder de hedendaagse dichters kunnen noemen.(...)Toch voel je dat Leenders in al zijn sobere en sombere gelijkmoedigheid schrijft wat niet veel anderen meer doen, namelijk over zoiets groots en ongrijpbaars als de lotsbestemming van de mens (...) Ik vind het in al zijn doodgewone, verstilde en alledaagse melancholie waarin geen potten worden gebroken, mooi ‘als een fragiel engelenkoor’. Poëzie een beetje als balsem, als ‘heilig oliesel’."
Peter Nijssen op 5 juni 2023 bij de presentatie van de bundel: "Het einde en de dood – er is geen ontkomen aan in deze bundel, die tóch op een paradoxale manier lichtvoetig, ja bijna opgeruimd blijft (ongetwijfeld door de heel subtiel ironische toon waarin veel van deze verzen zijn gezet).(...) Het is een ruimte die nooit eerder zo intens, zo onverschrokken, zo repetitief door Herman Leenders is verkend als in deze bundel. En na zo’n constatering begint je nog iets anders op te vallen wat misschien wel specifiek voor deze bundel geldt. Dat we te maken hebben met de op zichzelf aangewezen mens. De ikken in deze gedichten (voor zover je niet van één ik zou kunnen spreken) zijn roemloze passanten, anonieme toeschouwers, onthechte gedesillusioneerden, op zijn best: kalme flaneurs in niemandsland."
Tom Veys op Meander 15 september 2023: "In ‘Voorzang’, het eerste gedicht in de bundel, wil de dichter de tijd stopzetten, daarin slaagt hij met verve: ‘stop zeg ik aan de zon / voor ze in de kruinen zakt / stop aan de wind / die achter de wolken jaagt’. Dit zorgt voor poëzie en het procedé van stopzetten komt in vrijwel alle gedichten van deze bundel voor. De gedichten zijn meestal interessante bespiegelingen bij welgekozen observaties. De dichter hanteert hierbij een knappe woordenschat en een eenvoudige zinsstructuur. De beelden worden, zoals eerder vermeld, knap samengebald in kwatrijnen en er zijn verrassende slotregels. (...) In persoonsbeschrijvingen is de dichter een meester. (...) Overigens schreef hij een mooi ode gedicht voor de overleden dichter Koenraad Goudeseune met als titel ‘Zwanenzang’. Het heeft de vorm van een vrij sonnet. In relatie met andere dichters kan Leenders excelleren, onder andere ook in bespiegelingen. De dichter speelt ook subliem in op het klassieke gedicht ‘De tuinman en de dood’ van Pieter Nicolaas van Eyck met ‘De tuin en dood’."
Jooris Van Hulle in Poëziekrant 2023/5: "Via een doordachte herhaling van motieven wordt een innerlijke samenhang tussen de gedichten gecreëerd. (...) Het voorland is een bundel om u tegen te zeggen, een bundel waarvoor je als lezer je hoed tien meter diep afneemt, echt waar."
Philip Hoorne over het gedicht 'Thuiskomst' op Roer.me juli 2023: "De essentie van het gedicht bestaat uit de eerste regel en de twee laatste. De rest is het beleg tussen de helften van het broodje. Het beleg is het lekkerste. Hier toont de dichter zijn metier. Ik ken Herman Leenders een beetje. Zijn werk ook. Behalve every inch a gentleman is hij een meester in het debiteren van fijne, rake, licht spottende observaties"
Yvan De Maesschalck op MappaLibri oktober 2023: "De hele bundel, die niet uit aparte cycli of afdelingen bestaat, lijkt me opgevat als een lange sliert snapshots, beelden en stemmingen, vastgelegd op de vooravond van het einde der tijden in een ruimte die ooit paradijselijk was (cf. het motto), maar nu fataal afstevent op een doemscenario." "Sommige gedichten staan in het teken van het finale afscheid of de herinnering aan geliefden van wie je nooit afscheid nemen wil. Ze kunnen niemand onberoerd laten en trekken zelfs bij een eerste lezing diepe sporen in de huid van de lezer. ‘Geaard’ is een toonbeeld van ingetoomde funeraire lyriek zoals er zelden geschreven wordt." "...een bijzonder rijke bundel zonder punten of komma’s, waarin de beklemming soms omslaat in bedwongen vertedering..."
Het huis van de dichter is het eenentwintigste deel van de bekende Parnassusreeks van Uitgeverij P. Voor deze ‘zelfbloemlezing’ herschikte Herman Leenders zijn poëzie op thematische gronden. Hij voegde vijf nieuwe gedichten toe aan zijn selectie.
“Uit Het huis van de dichter komt een beeld naar voren van een consistent dichterschap dat in de loop van ongeveer dertig jaar weliswaar andere onderwerpen is gaan behandelen, maar fundamenteel dezelfde kwesties aan de orde is blijven stellen.”
“Hij is geen vormvernieuwer, geen postmodern ontregelaar, heeft geen sociaal- of taalkritisch programma. Hij zet zich niet af tegen de klassieke poëtica, maar schrijft zich in de traditie in.”
Hij is “bedachtzaam en klassiek, maar uniek om de subtiele twist die hij in zijn gedichten telkens aan de werkelijkheid weet te geven door het gebruik van een bijzondere invlashoek, een kleine verschuiving of een kwinkslag.” aldus Carl De Strycker in zijn voorbeschouwing bij deze bundeling.
Jooris Van Hulle in Kunsttijdschrift Vlaanderen – 5 mei 2021: “Herman Leenders verdient ten volle zijn plaats op de Parnassus. Lezend in de verzamelbundel wordt duidelijk dat zijn poëzie mijlenver verwijderd is en blijft van het ‘praten om niets te zeggen // (... //) praten en commentateren’ (‘Spraakwater’, uit ‘Dat is wij’ – 2013) Een dichter kortom die weet wat hij beoogt. Neem dit enig mooie gedicht uit ‘Speelgoed’, met de aan Van Gogh ontleende titel ‘Bloeiende amandeltakken’: ‘als je over het landschap niet kunt schrijven / dan maar over de boom / als je over de boom niet kunt schrijven / dan maar over de tak // want als de tak bloeit / bloeit ook de boom / en als de boom bloeit / bloeit ook het landschap’.
Elisabeth Francet in Poëziekrant 2021/3: “Sobere miniaturen met ontmaskerende taferelen uit het dagelijkse leven: Het huis van de dichter van Herman Leenders verhult de barsten in het vernis niet. In en om het huis doolt een ontheemd ik met een vertroebelde blik op de wereld. Hij worstelt met de werkelijkheid, trekt zich terug in de droom, onderhoudt met beide –gewoontegetrouw– een dubbelzinnige relatie. (…) “Gelukkig of ongelukkig: dat doet nauwelijks ter zake in Leenders’ gedichten. ‘Stoelen klampen zich vast aan tafels’, hoe dan ook. De dichter speelt een paradoxaal spel met poëzie, existentie, droom en werkelijkheid. Herhaaldelijk deed het me denken aan de gedichten van de Zweed Tomas Tranströmer, die de werkelijkheid zo intens maakte dat er ‘een andere, onbewuste werkelijkheid’ uit voortkwam. De onbestemde toestand van de ik lijkt ook bij Leenders volkomen natuurlijk.”
R.J.Blom op NBD Biblion: "Een verhelderende verzameling die de lezer nog lang zal bijblijven. Leenders ontving de C. Buddingh'-prijs, de Hugues C. Pernath-prijs en tweemaal de prijs van de Provincie West-Vlaanderen. Een zeer mooie en complete bundel, vol romantiek, melancholie en stemmingen."
Guido van Heulendonk op MappaLibri - 7 juni 2021: "Dat Het huis van de dichter in weerwil van deze ‘boodschap’ toch een waar genoegen blijft, heeft alles te maken met de stijl. Poëzie blijft in de eerste plaats een vormkwestie, en als het genre binnen de talige uitingen het dichtst de muziek benadert, dan is Leenders’ geluid in het repertoire van de Lage Landen een van de meest persoonlijke en dus ook herkenbare. Zijn zegging is toegankelijk en direct, vermijdt de omweg van het experiment, probeert niet grens(!)verleggend te zijn, zoekt de vormtechnische provocatie niet. Zijn poëzie klinkt daarom – soms – bijna a-poëtisch (zie bijvoorbeeld ‘Oogmeester’ in de afdeling ‘Ik sta buiten het huis als buiten mezelf’), maar krijgt precies daardoor haar typische scherpte en timbre van dwarsigheid.(...) Leenders is de nuchtere, illusieloze observator van zowel binnen- als buitenkant, het grote en het kleine, het abstracte en het concrete, het drama en de farce. Zijn aandacht wordt door alles en nog wat getrokken, zoals de diversiteit van de afdelingen bewijst. Dit huis heeft vele kamers, vele spiegels en vele ramen. Een thuis is het echter niet. De bewoner is bereid tot een rondleiding, maar een ‘maak het je gezellig’ krijg je niet te horen.(...) Leenders is niet de schilder, noch de chroniqueur van een pittoresk ‘temps perdu’, maar een genadeloze dissector van menselijke emoties, ook die verbonden aan natuur- en landschapsbeleving. (...) Kortom, wat Leenders aanbiedt, is een oefening in mentale hygiëne. In het bevragen van evidenties en façades. En hygiëne is de eerste stap op weg naar gezondheid, ook spirituele. De vele kamers van dit Huis vormen evenvele opportuniteiten daartoe, met schrobberingen die je graag ondergaat, want uiteindelijk blijft dit het belangrijkste: de boodschap schuurt soms, maar Leenders’ taal schuimt, geurt en parelt, met beelden die de huid doen tintelen."
Dolk
“I will speak daggers to her, but use none.” Shakespeare, Hamlet 3,2
als het mooi klinkt
geloof ik alles wat blinkt
omdat hij mooi zingt
verdrink ik in zijn woorden
als een vlijm snijden ze
dwars door huid en spier
ik voel de warmte stromen
daarna rode bloedlichaampjes
de pijn komt met het kloppen van de wond
het verzweren van de korst
wild vlees gevoelloos souvenir
van zijn bitterzoete dolk
De ontmoeting met een ree vormt de aanzet voor Overstekend wild. De confrontatie voelt als een kortstondige verheffing uit de alledaagse realiteit om er daarna des te harder weer in terug te vallen. Gaat het slechts om een waarneming en zijn we toevallig getuige? Gaat het om een ontmoeting of een verschijning? Is het een droom of een visioen? Is het de schoonheid, de liefde of de dood die op ons pad komt? Het zijn gedichten ontstaan op plaatsen en momenten waar de wegen van mensen, dieren en goden elkaar kruisen.
Overstekend wild bevat ook de gedichten die Herman Leenders schreef naar aanleiding van honderd jaar Eerste Wereldoorlog en als stadsdichter van Brugge.
Overstekend wild stond op de longlist van de Jan Wolkersprijs voor het beste natuurboek van het jaar 2020.
Jooris Van Hulle in Poëziekrant 2020/4: "Overstekend wild is een voldragen bundel integere poëzie die de lezer weet aan te spreken door de universele thematiek die erin aan bod komt en door de taalinventiviteit die woorden laat echoën zonder dat het de indruk wekt gezocht te zijn. Zo spreekt de echte dichter."
Dirk Leyman in De Morgen van 6 juni 2020: " Herman Leenders is een dichter van de luwte maar zijn poëzie wordt onder connaisseurs hoog gewaardeerd."
Jean-Pierre Geelen in De Volkskrant van 3 juli 2020: " De natuur knispert door de gedichten van Herman Leenders (Overstekend wild) en Paul Demets (De hazenklager).
Gaea Schoeters op Facebook - 28 mei 2020: "Fantastische bundel, zopas verschenen bij De Arbeiderspers. Zo goed dat ik zonet de halve ochtend verkwanselde aan het lezen van poëzie, in plaats van aan wat ik had moeten doen.
R.J.Blom op NBD Biblion: "...een zeer lezenswaardig geheel..."
Peter Nijssen op zijn blog Nijssen Schrijft - 7 juli 2020: "Overstekend wild is een bundel boordevol onverwachte gebeurtenissen, grensoverschrijdende ervaringen, flitsende inzichten en vervreemdende ontmoetingen die de wereld van alledag aan het kantelen brengen."
Johan Reijmerink op Meander.nl - 12 oktober 2020: "Deze gedichten doen mij denken aan de poëzie van de Zweedse dichter Tomas Tranströmer die ook de werkelijkheid wist te intensiveren, opdat er zich een onbewuste werkelijkheid manifesteerde.(...) Zo hebben zich aan de ik op diverse wijzen in de alledaagse werkelijkheid van stad en land verschijningen voltrokken die herinneren aan het flitsende voorbijgaan van een 'overstekend wild'. Leenders weet zo stem te geven aan vermoedens."
Jeroen van den Heuvel op ootoote.nl - 19 oktober 2020 over het gedicht 'Acteur': ...we kunnen een lijn ontdekken waarin we steeds verder inzoomen op die ‘man’. Zo ver dat we zelfs deelgenoot worden van zijn innerlijke leven. Van onpersoonlijk in de eerste twee strofen naar persoonlijk in de derde naar kijken door zijn ogen in de vierde naar zijn gevoelens en gedachten in de vijfde. (...) De compositie van het gedicht drijft verder op tegenstellingen, met ‘binnen’-‘buiten’, ‘afzondering’-‘te veel volk’, een ‘spiegelbeeld’, natuur-stad. In die laatste drie regels wordt dat ‘jij’-‘ik’, maar ook ‘werkelijk’-‘ondertiteld’. Het is een fascinerend gedicht." (https://ooteoote.nl/2020/10/ei-239-herman-leenders-acteur/)
Thomas Möhlmann in Awater 2020/3 : "Getuige de flaptekst vormde de ontmoeting met de ree de aanzet voor de bundel, en bracht dit gedichten voort 'die zijn ontstaan op plaatsen en momenten waar de wegen van mensen, dieren en goden elkaar kruisen'. Gecombineerd met het werkelijk prachtige beeld op de omslag wekt dit nogal wat verwachting, en inderdaad: in met name de eerste van de drie afdelingen wordt die verwachting ingelost. Leenders weet daarin een zacht soort menselijke betrokkenheid fijnzinnig te combineren met precies genoeg bovenmenselijke mysterie. Iets soortgelijks, maar dan historisch ingebed, kan gezegd worden van de tweede afdeling, die geheel tot stand kwam naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog.(...) Leenders beheerst meerdere registers tot in zijn vingertoppen, zoveel is duidelijk."
Hester Knibbe op MappaLibri - 1 maart 2021 : "In deze sterke en empathische bundel, zijn beste tot nu, staat Herman Leenders volop in het leven van deze tijd met al zijn gadgets, terwijl hij zich tegelijk ingebed weet in een traditie, en dat beaamt."
Hendrik Carette op Voertaal.nu - 17 mei 2021: "Ten slotte wil ik nog wijzen op de mooie etherische Brugge-gedichten die de bundel op ovale wijze afronden en waarin Leenders de stad Brugge uiteraard niet als een sentimentele verlate toerist beschrijft en evoceert, maar als van binnenuit vanuit het labyrint en de genius loci van zijn geboortestad want zoals alle grote Vlaamse dichters (van Guido Gezelle tot Hugo Claus en van Jan Moritoen tot Jan van der Hoeven) werd ook hij daar niet zomaar geboren.(...) Ook de rustige onverstoorbare dichter Herman Leenders lijkt trouwens niet door God maar door Noë of Noach uitverkoren om in de ark te overleven als een pretentieloze dichter of een acteur die toch prachtige monologen mompelt zoals : als jij hier was, ja dan pas / zou ik hier werkelijk zijn."
Interview over 'Overstekend wild' in de Boekenmarathon van 5 november 2020: [(https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/boekenmarathon/5-november/boekenmarathon-s5-novembera12/)]
Karl wordt tot over zijn oren verliefd op Katrien, de mooiste vrouw die hij tot dusverre heeft gekend en bemind. Het is de vrouw van zijn dromen en met haar neemt zijn leven een nieuwe vlucht, waar hij niet op voorbereid is. Maar door de ijle hoogten die hij aldus bereikt, is hij veroordeeld tot een onvermijdelijke neergang. In God speelt drieband volgen we Karl op het meedogenloze speelveld van de liefde en het noodlot.
"Een boek met angels. Eigenzinnig, arrogant – zoals literatuur hoort te zijn." - Guido van Heulendonk
"U bent gewaarschuwd, dames en heren, voor ons ligt geen feelgoodboekje. God speelt drieband is geen wandeling in het park. Daar is de literatuur trouwens niet voor uitgevonden. Literatuur is de leverancier van conflictstof, van buskruit, van schuurpapier dat toelaat onze verkorste ideeën en denkpatronen op te schonen. Desnoods met schrammen en krassen als gevolg. Ook deze roman is zo’n boek. Het schuurt hard. Het ploegt in de klei van onze existentie en trekt daar diepe voren. Het is het hoogst individuele verhaal van een man en zijn hoogst individuele strijd. Maar George Bernard Shaw zei het al: The man who writes about himself and his own time, is the only man who writes about all people and all time. Dat de handeling zich afspeelt in het beperkte en zeer herkenbaar beschreven decor van een hoekje Vlaanderen, doet in dat opzicht geen afbreuk aan de universele dimensie. Het landschap verschijnt in al zijn kleurige lokaliteit, maar Leenders zou de virtuoze auteur niet zijn die hij is, mocht ook hieraan geen laag toegevoegd worden die het particuliere overstijgt. Bij Leenders staat er altijd meer dan er staat." - Guido van Heulendonk in Jaarwerk MMXVII - VWS
"In 2000 publiceerde Herman Leenders de dichtbundel Speelgoed, met daarin onder meer het gedicht ‘Biljart’ dat zo aanvangt: ‘God speelt drieband. Hij houdt van / het droge tikken van de ballen / in de lege gelagzaal./ Hij gebruikt mij om jou te treffen.’ Dat de God in het gedicht ‘glundert als ik bij jou stilval’ is een indringend beeld over de onvatbaarheid van de liefde en de manier waarop geliefden als in een spel naar elkaar toe worden gedirigeerd. Hoe en tot op welke hoogte de geliefde hierbij zelf de touwtjes in handen kan nemen, vormt het hoofdmotief van de roman waarvoor Leenders de titel ontleende aan het eerste vers van zijn gedicht. Door de ingenieuze opbouw van de roman – pas aan het slot wordt het voor de lezer ook echt duidelijk hoe het echt gesteld is met hoofdfiguur Karl Lievens - wordt God speelt drieband meer dan een rechttoe rechtaan verhaal over de kronkelpaden van de liefde. Heel af en toe noteert Leenders in ondergezette stukjes bij het verhaal van Lievens het commentaar van een buitenstaander. Een ingreep die de lezer bij de zaak moet houden: bij de eerste tussenkomst al wordt verwezen naar wat ‘Carolus’ hier drijft. Carolus-Karl: werkelijkheid versus fictie, de persoon zelf en de schrijver-dichter die hij geworden is (of althans: had willen worden) onder de naam ‘Karl’. Met deze ontdubbeling tilt Leenders het relaas op een metaniveau dat in de gedurfde aanwending ervan de waarde uitmaakt van deze tekst. Lievens’ relaas van een nooit eindigende zoektocht naar ‘de’ geliefde overtuigt in zijn meerkantige benadering van het gegeven. Samengevat komt het hierop neer: ‘Carolus ziet (ik kan beter zeggen: zag) de vrouw niet als een zelfstandig wezen, veeleer als het object van zijn verlangen. Ze was mooi als Grace Kelly, zorgzaam als zijn moeder of jong als zijn dochter.’ (p. 170) Of, voortgaande op de hoofdstukken die hieraan voorafgaan, de drie relaties die Karl uiteindelijk naar de ondergang leiden: de verblindende schoonheid van Katrien (‘dat was de tol van schoonheid: verafgood worden maar niet bemind’), Tine die niet echt los komt van haar vorige escapade met haar slaapdokter, de jeugdige Indra die hem benadert via zijn schrijven. Ook als dichter zit Karl in een impasse: zijn job als vertegenwoordiger in luiers en incontinentiemateriaal belet hem alles op het schrijven te zetten en schrijvend komt hij niet los van zijn dagdagelijkse werk. Wat hem rest, is weinig: het zelfgekozen isolement in een dorp waar je ‘aan de vuilniszakken merkte dat er wel degelijk werd geleefd.’ (p. 103) En de vraag die hem blijft achtervolgen: ‘ Wat had hij van zijn leven gemaakt?’ (p. 159) Herman Leenders heeft met God speelt drieband een eerlijk en doorleefd antwoord geformuleerd op deze vraag." - Jooris van Hulle in Kunsttijdschrift Vlaanderen.
"De Brugse schrijver Herman Leenders heeft nog niet het grote internationale kassucces op zijn naam, maar misschien gebeurt dat wel met deze novelle. Een prachtig verhaal over Liefde met een grote 'L'. Katrien is op alle mogelijke manieren de meest fascinerende vrouw die Karl ooit tegen het lijf is gelopen. Hij ziet het groots en bemint de vrouw zonder voorgaande. Maar wat het absolute hoogtepunt moet worden, keert zich in een onvermijdelijke neergang. Hoe liefde en noodlot nooit ver uit elkaars buurt zijn." - Friedl' Lesage in Marie Claire
"In God speelt drieband beschrijft Herman Leenders - op gebiologeerde wijze - hoe de menselijke geest positief en negatief wordt beïnvloed door liefdesrelaties. Hoe het hoofdpersonage Karl in al zijn verliefdheden zuurstofarme hoogtes bereikt, waardoor zijn hersens helemaal ijl worden. Hoe hij na een amoureuze toestand bijna te pletter stort. Dit alles met dank aan de liefdesaffaires die hij beleeft, met vrouwen van verschillende niveaus en met sterk uiteenlopende karaktertrekken. Cupido veroorzaakt enerzijds heel wat climaxen, anderzijds bezorgt hij ook heel wat decepties. Karl raakt betrokken bij hartstochtelijk geklungel; na elke mislukking likt hij braafjes zijn wonden. Leenders draait er nooit omheen: in een krachtige, beeldende en heel concrete schrijftaal zet hij zijn verhaal neer. Hij heeft zelfs niet eens 180 pagina’s nodig om te schrijven wat hij wil vertellen. Hierdoor wordt deze korte roman ook nooit monotoon. Af en toe proef je de woorden van de geboren poëet die de auteur toch wel is. Het boek begint én eindigt met de bovenaardse schoonheid – voor heel wat mannen zelfs de ideale vrouw - die Grace Kelly ooit was. Het slot is niet echt een verrassing en zorgt er ook voor dat de cirkel uiteindelijk rond blijkt te zijn. Maar is dit echter ook zo voor het leven van Karl? In God speelt drieband is er geen ruimte voor metaalmoeheid." - Guy Doms op hebban.nl
"Prachtige roman over de mogelijkheid en onmogelijkheid van liefde. Over de vele vormen ervan, de zoektocht en de twijfel. De zucht en de afkeer. Over de zalving van liefde en haar vernietigende kracht. Tegelijk teder en hartverscheurend. Leenders staat met zijn nieuwe boek vlak naast Alfred Hayes en Raymond Carver. Magnifiek." Thomas Barbier op Facebook (zaakvoerder Boekhandel De Reyghere)
"Het boek vertelt het levensverhaal van Karl. Het boek pikt in op het ogenblik dat Karl smoorverliefd wordt op Katrien: de mooiste vrouw die hij ooit ontmoet heeft. Hun huwelijk blijft niet duren. Daarna volgen Tine, Indra en vele anderen. De namen zijn inwisselbaar. Het boek behandelt vooral de teloorgang van Karl. Het is geen snelle neerwaartse spiraal. Eerder een geleidelijk eroderen van de man die hij ooit geweest is tot een hulpbehoevende, vereenzaamde oude man. Wat in zijn jonge leven een absolute prioriteit was, blijkt later nietszeggend te zijn geweest. Zijn droom om schrijver/poëet te worden is gesmoord in de alledaagsheid. Er sluipt ook steeds meer twijfel in het leven. De hoogmoed van de jonge jaren vervliegt en maakt plaats voor levenservaring. De taal van Leenders weerspiegelt zijn poëtische kwaliteiten. Vele zinnen zijn an sich al de moeite waard. In het middenstuk verliest het boek flink wat vaart, alsof de auteur een ander boek verweeft met het levenspad van Karl. Op die bladzijden blijft het boek toch overeind door de uitgekiende beeldspraak." - Peter Geiregat op Lezers Tippen Lezers.be
"De roman is niet slecht, maar lijkt al bij al niet meer dan een geïllustreerde handleiding bij een gedicht dat bleef smeulen in het achterhoofd van de schrijver." - Sofie Gielis in De Standaard
"En inderdaad, God speelt drieband is een bijzonder lezenswaardig document dat veel van het libidineus leed in kaart brengt dat dezer dagen menig koppel, of wat daarvan in veel gevallen overblijft, teistert. Leenders doet dat, het moet gezegd, met een bijzonder scherpe en trefzekere, nietsontziende, soms zelfs sardonische pen. (...) Wat mij vooral bijblijft zijn de meedogenloze observaties, die van God speelt drieband een bij momenten wrede roman maken. Daarom niet een minder goede want wie heeft ooit gezegd dat enkel welbehagen literaire kwaliteit garandeert." - Pascal Cornet op Facebook 06.11.2021
Wat we denken, wat we doen - het is niet altijd allemaal erg verheffend, het is soms zelfs allemaal nogal ontluisterend. Maar: dat is wij. Het lukt de dichter niet naast het verlies te kijken. Achter schoonheid schuilt wreedheid, achter liefde onverschilligheid. Hij ziet het einde opdoemen terwijl het leven nog volop aan de gang is. Hij ziet de ziekte die op de loer ligt, de onoverkomelijke dood, het nakende einde van onze individualiteit. Daarin worden we allemaal gelijk.
Je kunt niet op twee oren
Tegelijk slapen
Er is geen dode zo stil
Dat ik niet wakker word
’s Nachts komt zij
Waken aan mijn bed
Als het geld verdiend is en geteld
Het kleine verdriet verteerd
De liefde slaapt, uitgeput
Het huis leeg en bekoeld
Dan, oreert zij,
Is het beter te bidden
Dan te spreken tegen muren en leeg papier
Te wachten tot de krant valt
Te luisteren naar radiatoren, winterbanden
De ingewanden van de matras
Het is beter te bidden
Dan te bedwateren
Allengs vertrouwder met wallen
En slappe spieren, met rimpels, kalknagels
Sinaasappelhuid, stifttanden
Kraaienpootjes, leesbrillen en hoorapparaten
Hou ik oprechter van uw stad, burgemeester
Om het kruid tussen de stenen, de putten
De verzakte trottoirs, de opgebroken straten
Het razen van de bizons, de uitlaatgassen
De sirenes, bulldozers, bekisters, kranen
Vuilniszakken, glasbakken
Hoe valser ik zing
Hoe meer ik van haar schlagers hou
Haar glissandi, haar operettes
Hoe bijziender hoe bevalliger
De hoeren van het glazen straatje
Hoe hardhorender
Hoe geduldiger ik wacht
Hoe ongevoeliger
Hoe meer zij in de smaak valt
Met pikanterieën en overdaad
Hoe meer ik hakkel
Hoe beter ik uw taal spreek
Hoe meer ik naar de stenen nijg
Hoe meer ik op haar gelijk
Ik word een steen
In uw stad
Loop over mij
Slijt mijn letters uit
© Herman Leenders
Leenders slaagt erin een wereld te schetsen waarin het nauwste contact tussen mensen doorgaans dat van het misverstand is.
"Wie kunnen wij zijn? Volgens Herman Leenders wezens die, ook als zij snakken naar een bevredigende relatie, onvermijdelijk in misverstand, ontreddering, crisis, oorlog en ontluistering belanden. Precies doordat je hunkert naar een ideale relatie, op het amoureuze of op een ander vlak, ben je gedoemd te falen. Al in 'Het fantastische ogenblik', het aanvangsgedicht van de bundel, staat te lezen dat uitgerekend de realisatie van een relatie veel stuk maakt: 'Het is fantastisch/ je nooit gekend te hebben'. De ideale relatie is er haast per definitie een die nooit gerealiseerd wordt. Met andere woorden: zij bestaat niet, kan hoogstens worden verbeeld. Dit getuigt niet meteen van een vrolijk stemmende kijk op de wereld, maar wat je ook met iemand aangaat, het staat garant voor allerlei ongemak." - Luuk Gruwez in De Standaard der Letteren (27.09.2013).
"Herman Leenders laat in zijn vijfde bundel Dat is wij de mens in zijn kleinheid en kwetsbaarheid zien, in heldere, herkenbare en treffende beelden. Het verlies en de ontluistering die altijd dreigen, zijn de bepalende thema's. Hij plaatst het verhevene graag tegenover het alledaagse. (...) Herman Leenders laat in 'Dat is wij' weinig heel van onze verlangens en onze bezigheden. Maar net dat is troostend en treffend." - Paul Demets in De Morgen (31.07.2013).
"Wat de menselijke verhoudingen betreft, kunnen we Herman Leenders stilaan met een gerust hart een relatie-expert noemen. Zijn novelle De echtbreukeling (2003) was een bitterzoete schets van een echtscheiding. En ook in zijn vorige bundel Vervalsingen (2008) ging het onder andere over de strijd tussen de seksen. In Dat is wij is de hele eerste afdeling aan de moeilijke verhouding tussen man en vrouw gewijd." - Paul Demets op Cobra.be (02.07.2013).
H.L.: "De notie 'ogenblik' is van groot belang voor mij. Ik ga altijd weer op zoek naar het moment dat ik wil bevriezen in woorden. Pierre Alechinsky heeft het over "L'instant, unique résidence du chantier". Het moment is mijn atelier. Kunst bestaat bij de gratie van het moment. Zoals hier in dit gedicht: het eerste moment dat je elkaar ziet, dat moment van belofte, dat je voelt dat de ander er is voor jou, dat moment laten kristalliseren. Of het gedicht 'Valavond' bijvoorbeeld: een tot mislukken gedoemde poging om het intrigerende moment waarop de dag overgaat in de nacht, vast te houden. Heel veel van mijn gedichten zijn momenten zoals de moments musicaux van Schubert. Dat relativeert tegelijkertijd ook hun inhoud: het zijn momenten van schoonheid, inzicht, luciditeit, schamperheid, ergernis, ongenoegen, onvrede... Ze komen en ze verdwijnen weer. Dat is ook bevrijdend. Je moet er ook de humor van inzien." - Jooris Van Hulle in gesprek met Herman Leenders in de Poeziëkrant (2013/5).
"Hier toont Leenders zich een uitzonderlijk waarnemer, die vol empathie personages en scènes weet op te roepen. Haarscherpe details, goed gekozen informatie zorgen ervoor dat de regels bij de lezer ingeprent worden. Toch valt op hoe Leenders ook hier scherper uit de hoek komt dan in zijn vroegere werk: kritische en schampere opmerkingen creëren meermaals bewust een dissonant in wat een idyllisch portret lijkt te worden. Dat is wij is een bundel van het afscheid, van het verlies van de onschuld, van de leeftijd." Dirk De Geest in De leeswolf (30.11.2013)
In de bekroonde bundel Ogentroost had Herman Leenders ons al gewaarschuwd dat niets lijkt wat het is en met de bundel Vervalsingen doet hij er nog een schepje bovenop door zijn gedichten Vervalsingen te noemen. Opnieuw zet hij vraagtekens bij de mogelijkheid om met poëzie iets over de werkelijkheid te zeggen. Met deze titel geeft hij aan dat we deze gedichten moeten wantrouwen: ze zijn niet wat ze pretenderen te zijn. Ook al lijken ze waarachtig en echt, het zijn leugens, verdraaiingen, vervalsingen. Omwille van het gedicht zet hij de werkelijkheid vrolijk naar zijn hand. Onderwerp van deze gedichten is het spanningsveld tussen weergave en realiteit, tussen vals en echt, tussen schijn en wezen, tussen dood en levend, tussen schilderij en model. Niet toevallig is het motto van deze bundel: << Il ne ’s agit pas de peindre la vie, il ‘s agit de rendre la peinture vivante. >> (Pierre Bonnard) Herman Leenders heeft een ambigue verhouding met de poëzie. Wanneer zij slechts spel is dan bedriegt zij, wanneer zij werkelijk wil zijn dan overschat zij haar mogelijkheden. Door het verraad en het spel in het gedicht op te nemen zoekt hij een uitweg uit deze impasse.
Vervalsingen werd genomineerd voor de Herman De Coninckprijs 2009.
Gelukkig de huizen
Waar de liefde woont
En de auto’s buiten slapen
Waar het naar hutsepot ruikt
Man en vrouw in de nacht
Vernesteld raken
’s Morgens krabt zij
Het ijs van zijn ruiten
Asemt een wak
Staat hem uit te wuiven
Op het trottoir, de bedkruiken
Wiegend onder haar kamerjas
Als je onder de brug van Beernem rijdt
steek dan je hand even op
naar de verdoolde mannen die daar staan.
Wees niet bang dat ze een steen door je ruit gooien.
Het zijn papieren vogels.
Vrees niet dat ze je achtervolgen.
Ze zien iedereen terugkomen.
Schrik niet als ze je nummerplaat noteren
of het gezelschap van een vrouw.
Er is niemand die gelooft wat ze beweren.
Wees niet te hoogmoedig omdat jij een doel hebt
en een auto om er heen te rijden
warmte en gezelligheid.
Zij staan in de regen
en jij slaat
de zonneklep naar beneden.
"De dichter vermijdt elke breedsprakigheid, hanteert een eerder registrerende toon waarin toch de persoonlijke emotie of de verontwaardiging voelbaar is. Hij spreekt sotto voce en relativeert met humor, ironie of een pirouette de ernst van de beschreven situaties. " - Dirk Vande Voorde (2.10.2008).
"De dichter Herman Leenders is helemaal terug. Acht jaar na Speelgoed neemt hij met Vervalsingen zijn plek tussen de tenoren van de Vlaamse poëzie weer in." - Philip Hoorne in Knack (29.10.2008).
"Een woord als 'archeologie', zou ik niet meteen in een gedicht verwachten. Zeker niet in de titel. Maar het beeld dat erachter zit, is zo mooi. Een archeoloog heeft niet veel nodig om een heel verhaal of een leefwereld te reconstrueren. Ik vraag me af of de schrijver vrouwen op die manier ziet: wat je ook probeert, ze halen het er wel uit. Blijkbaar is het hem niet onwelgevallig. Het is iets troostrijks dat hem aan zijn verzorgende moeder doet denken uit zijn kindertijd." "Die openingszin is meteen raak. We zouden soms graag hebben dat we ons verdriet of onze schande uit ons hart konden rukken. Maar het kan niet. We hebben er maar één. Verdriet kun je niet amputeren. Het gedicht begint met een hartenkreet, maar het eindigt met vertroosting." "Deze dichter kan ongelooflijk uitgebalanceerd en uitgepuurd schrijven. Voor de petite histoire: uitgerekend Herman De Conick, de patroonheilige van deze poëziewedstrijd, schreef over Leenders dat hij volmaakte zinnen kan neerzetten. Dat is zo. Deze dichter pakt je vast en laat je niet meer los. Hij is de man van de onmiddellijke aanval. Je ziet hem niet komen en plots heeft hij je vast." "Wat hij schrijft, wordt nergens gebabbel of gepraat. Ik hou het meest van korte gebalde zinnen. Dat helpt om krachtig te vertellen. Zo moet het: een korte injectie. Anders verlies ik toch maar mijn concentratie. En toch is er die élégance. Bij hem 'tulpt', een vrouw haar lippen. Stel je voor dat hij 'stulpt', had geschreven. Dan loop je toch weg? Zoals hij het formuleert, zie je de bloem erin. Deze man schrijft naar mijn hart. (gse)" - Fien Sabbe in De Standaard over De archeologie van het hart (20.01.2009).
"Herman Leenders is een dichter die zintuiglijke poëzie over alledaagse dingen en gebeurtenissen beschrijft. Dat is hem onterecht verweten. De ik-figuur is een buitenstaander, die met onderhuidse humor toont hoe niets is wat het lijkt. Niet toevallig heet zijn genomineerde bundel Vervalsingen (De Arbeiderspers). Een vervalsing die goed gemaakt is, lijkt immers echt. Alleen zet de dichter zijn handtekening onder zijn observaties van de liefde en de vergankelijkheid." "Leenders' mooie, want bedrieglijk heldere poëzie gaat sterk over onvermogen. Niet alleen thematiseert hij dat als het over poëzie gaat, zoals in het gedicht dat een letterlijke weergave is van een absurde mededeling van de directe belastingen, maar ook als hij het over de liefde heeft." - Paul Demets in De Morgen (21.01.2009).
Het leven van K. verandert drastisch wanneer hij op een mooie zomerdag een aangetekende brief ontvangt waarin hij gelast wordt voor de rechtbank te verschijnen op verzoek van zijn vrouw. K. wordt door de rechter uit zijn gezin geplukt. Na deze calamiteit zwalkt hij stuurloos als een drenkeling rond, hopeloos zoekend weer ergens vaste grond onder de voeten te krijgen. Ondertussen is hij verwikkeld in een juridisch gevecht waarin de tegenpartij zich bedient van leugens, laster en complotten. Het escalerende conflict gaat steeds meer op een allesvernietigende en meedogenloze oorlog lijken. Uiteindelijk betekent het ook het einde van zijn vaderschap. De nieuwe relaties die hij aanknoopt worden almaar overschaduwd door het huwelijkstrauma. Op een toon die afwisselend lief, poëtisch, melancholisch, bitter, opstandig, wanhopig, cynisch en verbolgen kan worden genoemd heeft Herman Leenders een verontrustend boek geschreven dat de lezer confronteert met zijn eigen opvattingen over liefde en geweld, zekerheden en waarheden.
"Hij [Herman Leenders] zet de deur van het mannenhart op een kier, zodat de snijdende winterkou van het verlaten zijn je in het gezicht slaat. K loopt verloren in het labyrint van verbaasd zijn over niet meer graag gezien worden." - Tessa Vermeiren in Weekend Knack (19.10.2005).
"Sommige passages laten zich lezen als regelrechte gedichten, zonder dat de lyrische stijl ook maar één ogenblik afbreuk doet aan het goed volgehouden drama van K's gestrande huwelijk en alle eenzaamheid en twijfels van dien.(...)...een roman die vertelt, bezingt, analyseert en in die vorm de lezer een universele tragedie aanbiedt over een breuk tussen echtelieden, overleving en machteloze woede. Vergeet de slappe titel maar: met 'De echtbreukeling' heeft Herman Leenders een onvervalst wonderschoon boek geschreven." - Paul Gellings in De Stentor (27.10.2005).
"... Een vaardig geschreven en net voldoende van rancune gezuiverd echtscheidingsverhaal." - Herman Jacobs in DS Letteren (28.10.2005).
"De echtbreukeling is uitgegeven in pocketformaat, je kunt het in een van de zakken van je jas steken, het leest als een trein, het gaat over echtbreuk." - Paul Depondt in De Volkskrant (18.11.2005).
"De taal van Herman Leenders, Vlaams dichter van onder andere de bundel Ogentroost, is zo krachtig en beeldend dat het boek een extra gelaagdheid krijgt. Het is de taal die het gemoed en de gevoelens van K. aan het papier doen vastkleven, en de wijze waarop dat gebeurt is zo pakkend en fascinerend dat je de terreur - Frida en de daarbij horende maagkrampen - voor lief neemt. De voldoening van K., zijn zoete wraak, ontvouwt zich op de laatste paar pagina's. Maar Leenders heeft in zijn boek al zo'n eindeloze droefenis geschapen, zulk uitzichtloos cynisme, dat 'eind goed al goed' al lang geen optie meer is." - Fem Verbeek op 8weekly.nl (25.11.2005).
"Leenders schetst de schokken van hart en ziel met de nauwkeurigheid van een ontleedkundige en de gevoeligheid van een dichter. Verontrustend boek dat nog lang blijft nasluimeren." - feeds4all.nl (13.12.2005).
"De verdraaide woorden, de eindeloze communicatiestoornissen, het getouwtrek om de kinderen, de liefde die in haat omslaat, de mentale loopgravenoorlog én Frida's gejengel om 'respect': Leenders laat geen detail onbesproken en vertelt snedig de ontluistering van zijn hoofdpersonage." - Dirk Leyman in De Morgen (14.12.2005).
"Leenders houdt het licht, waardoor het verhaal van K. en zijn Frida, die door Bettina wordt opgevolgd, een historie wordt met alle accenten van droefheid en woede, cynisme en hoop, die een mooi, inleefbaar verhaal opspannen." - T. van Deel - Biblion.
"Leenders weet alledaagse momenten uit te vergroten en van een nieuwe zijde te belichten, waardoor het boek meer wordt dan de standaardformule rechtbankdrama. De schrijver heeft een goede balans gevonden in de beschrijving van het falende rechtssysteem, de wrok tussen voormalige minnaars en de eenzaamheid van het bestaan, als gescheiden ouder maar tevens in universele zin. De echtbreukeling grijpt de lezer bij de keel en laat niet los tot dagen na de laatste pagina." - Lisa klomp op recensieweb.nl (26.02.2006).
"Kennelijk is alleen de literatuur in staat om diep in de geest van iemand door te dringen en de totale omvang van een existentiële ramp als een ongewenste scheiding te laten aanvoelen, ook als er eigenlijk geen woorden zijn om de grondeloze reddeloosheid van het hoofdpersonage afdoende te beschrijven.(...) De echtbreukeling is een boek waar je stil van wordt. Je voelt medelijden met de man, afschuw voor het koude gerechtelijk systeem en ongeloof voor de onwaarschijnlijke hardvochtigheid van zijn ex-vrouw en haar advocaten.(...) Leenders heeft deze roman met de ogen van een dichter geschreven. Hij werkt met beelden en suggesties, hij probeert de achterkant van de dingen te laten zien, en dat doet hij op een meeslepende manier. Hij weet de valkuilen van het larmoyante en het clichématige van een dergelijk deprimerend thema te omzeilen door het zoekende en invoelende van zijn taal en de schijnbaar warrige opbouw van zijn verhaal.
Is De echtbreukeling "gebruiksliteratuur"? Nuttig bij relatietherapie en troostbrengend bij de vele duizenden lotgenoten van K.? Misschien wel, maar het is meer dan dat. Het is ook een zorgvuldig geschreven roman die met inzicht en subtiliteit de diepe en kwade kanten van een mensenleven beschrijft. Het is in elk geval een heel herkenbaar boek, en ik heb me na lectuur ervan dan ook voorgenomen wat geduldiger te reageren op het meelijwekkende gezeur van mijn gescheiden vrienden" - Jan Flamend in Ons Erfdeel (03.2006).
In de bundel Speelgoed reserveert Herman Leenders zijn precieze waarnemingen voor het domein van de menselijke relaties. Uitgangspunt in deze bundel is de overweging dat mensen het speelgoed van God zijn, dat mensen zich amuseren met mensen en dat het gedicht het speelgoed van de dichter is. Het spel relativeert het bestaan maar wijst ons tegelijk op de wreedheden ervan. De homo ludens houdt zich gaande, verstrooit zich en stelt zichzelf zo in staat niet de hele tijd na te hoeven denken over de existentie.
En toch is het pijnlijk om het leven te zien als niet meer dan een spel. Die paradox is het speelveld van deze gedichten, die liefdes- en allerlei andere soorten (soms moeizame) relaties tot onderwerp hebben. En degenen die erin aan het woord zijn voelen zich niet zelden behandeld als speeltuig, als willoze pionnen in een universum van moedwil en misverstand, te kijk gezet (ironisch soms) in al hun onbeholpenheid en eenzaamheid. De toon van de bundel sluit in al zijn lichtvoetige maar bedrieglijke eenvoud bij dit basisthema aan.
Ik ben niet de dichter van een huis
of van een tuin, niet van een land of een dorp.
Ik ben niet de dichter van een vrouw,
een revolutie of een geschiedenis,
niet van een verzameling schelpen of stenen,
boeken of beelden.
Er is geen ander huis dan dit huis
geen andere tuin dan deze.
Elke vrouw die zich hierin kan vinden
elke geschiedenis die zich zal herhalen.
Er bestaat geen andere verzameling
dan woorden bijeengehouden door gedichten.
God speelt drieband. Hij houdt van
het droge tikken van de ballen
in de lege gelagzaal.
Hij gebruikt mij om jou te treffen.
Ik bots tegen de rand en door die ander
te kussen bereik ik jouw kant.
Wij naderen elkaar volgens een wetmatig verband.
God glundert als ik bij jou stilval
grijpt naar het krijt ondertussen.
Schrijf huis
Schrijf tuin
Schrijf boom in de tuin
Schrijf jongen die in boom klimt
Schrap het huis
Schrap de tuin
Schrap de boom in de tuin
Hou dit over
"Herman Leenders schrijft gestaag verder aan een pretentieloos, maar stilaan indrukwekkend poëtisch oeuvre.(...) Wanneer hij op z'n best is, kan Leenders zijn gedichten een mild-ironische gelatenheid geven die doet denken aan Herman De Coninck in zijn late periode." - Karl van den Broeck in de Metro van 13 april 2000 (Bijlage van de Morgen).
"In de dertien laatste verzen is Leenders op z'n sterkst waar hij de werkelijkheid speels naar zijn hand zet. Heel letterlijk en nadrukkelijk gebeurt dat in het titelgedicht van de afdeling 'Jongen die in boom klimt'. Huis, tuin, boom en jongen worden regel voor regel in taal en dus ook in beeld gebracht, en dan regel voor regel weer geschrapt tot slechts 'jongen die in boom klimt' overblijft. Het is niet meer dan een taalspelletje, maar het werkt verhelderend omdat het laat zien volgens welk principe ingewikkelder verzen, zoals 'Bloeiende amandeltakken' en het geciteerde 'Stijl', zijn opgebouwd. Het is een intrigerend spel met wat gezien is, of gezien kan worden." - Arie van den Berg in NRC Handelsblad van 12 mei 2000
"Dit is een fraaie variant op Slauerhoffs bekende sonnet 'Woningloze'. De beide strofen zijn op een antithetische manier volmaakt parallel geschakeld: vers 1 correspondeert met vers 7, 2 met 8 enzovoort. Ondanks die strakke compositie en de herhalingen maakt het gedicht nergens een overgestructureerde of statische indruk. Al lezende voltrekt zich het wonder dat dit gedicht metterdaad is wat het zegt te zijn: een poëtische werkelijkheid waarbuiten niets bestaat. Alles wat er hier en nu en telkens als je dit gedicht herleest toe doet, wordt aanwezig gezongen; iedere andere werkelijkheid is dan inderdaad non-existent." - Peter De Boer over het gedicht 'Het huis van de dichter' in Trouw van 29 april 2000.
"Het schrijverschap, hét onderwerp van deze bundel, is dus onlosmakelijk verbonden met het tweede belangrijke thema: de relatie met de ander. God speelt met de mensen en de mensen spelen met elkaar, terwijl de pen het speelgoed van de dichter is. Dat is het uitgangspunt. Met de ander heeft de dichter een haat-liefdeverhouding, en het is niet altijd even duidelijk wanneer welk gevoel primeert. Vast staat dat de dichter zijn medemens nodig heeft. "Vallen is even mooi als springen // voor wie ernaar kijkt": de lezing, de interpretatie is belangrijk. De auteursintentie, de 'waarheid' van de man achter het gedicht, is niet te achterhalen en niet van tel. Everything is in the eye of the beholder." - Anneleen De Coux in De Morgen van 31 januari 2001
Het mennegat is het prozadebuut van Herman Leenders. De tien verhalen in deze bundel vallen in twee groepen uiteen. In de eerste afdeling staat het landelijke Blakkeveld centraal. Van meet af aan maakt Leenders duidelijk dat de mythe van het landelijke op een illusie berust. In fraai beeldend en sterk fragmentair proza, waarin allerhande situaties, personages en tijden een dubbelzinnig schimmenspel opvoeren, krijgt het einde van het paradijs zijn beslag. Sterker: dit proza getuigt van het besef dat iedere werkelijkheid per definitie al de kiem van haar eigen ondergang in zich draagt.
De tweede afdeling bevat verhalen waarin werkelijkheid en droom even samenvallen en dan weer botsen. Heel mooi en suggestief beschrijft Leenders het verval van hooggestemde idealen. Zo in 'De Tollenaere' bijvoorbeeld, dat handelt over groteske bureaucratische structuren, en in 'Oorlogsmuseum' waarin de pensionering van een administrateur een illusieloos licht werpt op het leven.
Net als in zijn poëzie verweert Leenders zich tegen de teloorgang door er een paradijs in woorden tegenover te stellen. Vanuit het perspectief van een 'mennegat' −waarmee een landweg wordt aangeduid die naar de achterliggende weiden loopt - beschrijft hij als het ware de binnenkant van de werkelijkheid. Uiteindelijk voeren zijn exercities ons naar het binnenste van de taal zelf - en die taal gaat nooit verloren.
18 april 1982. Valschermspringer Eddy Verhaegen stort op Blakkeveld neer. Op de gedenksteen langs de weg: vond hier de dood. Een jaar later vinden wij daar dit huis. Als wij in de lucht het geronk van een vliegtuig stil horen vallen, kijken we op tot het scherm openbloeit met die zucht van de lucht. Als de wind uit het zuidwesten komt, drijven ze af naar d'Helle. Helle is het einde van de wereld.
Er ligt een lijk op straat. De kinderen vinden het leuk: zijn voeten steken onder het laken uit en zijn hoofd zit eronder. Als iemand die verkeerd is ingestopt.
Telefoon.
Wij houden elkaars hand vast. Ze doen je je kleren uit en je krijgt er een wit schortje voor in de plaats. Je handen worden een beetje gewassen. Je vraagt waar de toestellen voor dienen: de slagershaken, de douche, het gips. De verpleegsters vinden je lief. En jij hen. Er komen nog spoedgevallen binnen. De lieve verpleegster zegt: wat is dat toch vandaag? En dat voor een zaterdagavond.
Wij moeten wachten op de dokter. Ik hoor mezelf voorlezen uit een boekje. Je vraagt of het hier is dat ze de doden weer levend maken. Ik schud nee. Nee, zeg je beslist, alleen Jezus kan dat, niet waar papa?
"Voor mij," zegt Leenders, "is het een emotioneel woord, dat beladen is met gevoelens en verbonden met een streek en met mensen. Ik heb mijn literaire taal, in het eerste deel van het boek, geënt op de streektaal met haar directheid, zintuiglijkheid en korte zinsbouw. Mennegat zegt mij in zijn betekenis ook iets algemeens over de taal. Via het woord zijn wij in staat door te dringen tot de binnenkant van de dingen." "Ik heb geen boodschap. Het veranderende landschap is maar het decor voor een fundamentele bedreiging: die van de dood en de voortsnellende tijd. Ik stel vast dat de wereld van mijn grootouders verdwenen is. We hebben die wereld ingeruild voor auto's, televisie, computers en microgolfovens. Het landschap is veranderd omdat ook de landbouw een industrie geworden is. Ik heb een eerlijk portret willen tekenen van een landschap zonder het te idealiseren, zonder valse sentimenten. Werkelijkheid en mythe leveren strijd. De werkelijkheid is zo ontnuchterend dat zij de strijd in haar voordeel beslecht, maar op het einde, als alles vernield is, probeert de herinnering toch weer die mythe van het paradijs op aarde op te bouwen." - Uit 'Winst halen uit verlies' een interview met Jooris van Hulle in De Standaard der Letteren van 5 november 1994.
"...de situaties die Leenders beschrijft, op school, kantoor, rust- of ziekenhuis, zijn betekenisvol en vaak ook nogal geestig. Hij heeft het vermogen om in een paar zinnen en aan de hand van kleine gebeurtenissen iets behartenswaardigs en vaak ook schrijnends mee te delen over het leven van alledag. Wat te denken bijvoorbeeld van het kleinburgerlijke leegstorten van een schaal koekjes in een boekentas ('Voor zijn kinderen') als de secretaresse niet kijkt. Of van de malle dialoog tussen een overijverige overheidsfunctionaris en een klant die zijn ambtelijke taal niet doorgrondt." - Janet Luis in NRC Handelsblad van 27 januari 1995.
"Over wie in een fragment aan het woord is, en waar en wanneer een verhaaltje precies speelt, weidt Leenders meestal niet uit. Het is duidelijk dat hij zich wil concentreren op wát en hoe er wordt gesproken, gedacht en gedaan. Dat Leenders een dichter is − drie jaar geleden publiceerde hij zijn poëziedebuut Ogentroost − blijkt vaak genoeg. In 'Helle', het geslaagde openingsverhaal, is elk fragment beeldend en veelzeggend: het vertelt steeds meer dan er staat. Dit 'meer' houdt de stukjes bijeen; het is de lijm van de mozaïek." - Annemiek Neefjes in Vrij Nederland van 25 februari 1995.
"Het verlies van de woning te Blakkeveld staat symbool voor een ruimer, existentieel gemis. Dit blijkt uit het tweede deel, waarin de auteur, in datzelfde gefragmenteerde proza, scènes oproept uit de ambtenarij, het onderwijs, een rusthuis en het rijke Vlaamse verenigingsleven. Het zijn wrange schetsen, waarin vooral stereotiepe losers ten tonele gevoerd worden, die nooit een biografie zullen krijgen, omdat hun levens nergens toe leiden en waarin de kilte, de berekening, de ingewikkelde potsierlijkheid van menselijke verhoudingen soms indringend getekend worden. Verlies van onschuld integriteit, waarachtigheid, verbeelding en nog veel meer zijn de overheersende thema's. Leenders ontmaskert het zogenaamd zinvolle leven als grauw en betekenisloos." - Frans Deschoemaeker in Kritisch Lexicon van de moderne Nederlandstalige Literatuur.
"Het zijn kortverhalen en toch krijg je aan het eind van het boek het gevoel dat je een roman hebt gelezen. Dat je één hoofdpersonage (de schrijver) hebt gevolgd op zijn reis van het welbepaalde punt in het boerderijtje naar de school in de stad of de ontvanger op het ministerie, de ambtenaar in het bejaardentehuis. Dat heeft alles te maken met de ingetogen, ingehouden emoties die de lezer meenemen van de eerste tot de laatste bladzijde. De grote kracht van het schrijverschap van Herman Leenders is de suggestie. Hij heeft niet veel woorden nodig om de lezer te laten voelen wat hij bedoelt. Het onuitgesprokene, de essentie raakt je daardoor des te meer. Nergens klinkt de taal van Herman Leenders geforceerd of gezocht. En dat is vakmanschap. Zijn taal is uitgepuurd, de woorden zeer bewust gekozen, er is geschrapt en geschaafd, maar niets is artificieel. Alles lijkt vanzelfsprekend geschreven, intelligent geformuleerd, met veel gevoel, vaak ontroerend mooi gezegd. En ook de thematiek is zo eenvoudig en gecompliceerd als het leven zelf. Heimwee, geluk, verdriet, angst, natuur, wat verloren gaat komt nooit meer terug: de grote dingen van het leven en van iedere mens. Zijn stijl doet bij tijd en wijle denken aan die van Herman de Coninck. Helder geformuleerd, zeer mooie observaties van het leven van alledag, humor ondanks (of voor een schrijver dankzij) het onuitroeibaar kafkaiaanse karakter van onze samenleving. Wat Herman Leenders doet, is onbetaalbaar: hij laat je als lezer zin krijgen in meer." - De jury van de Provinciale Prijs van West-Vlaanderen 1997
In de bundel Landlopen wordt gereisd, verhuisd en zo maar wat verloren rondgedoold: rusteloos als een opgejaagde, dakloos als een landloper en zonder duidelijk doel voor ogen. Leenders tekent de mens alleen tegenover een onverschillige wereld, hulpeloos en lachwekkend onbelangrijk.
In Leenders' sterk visuele poëzie wordt de dagelijkse omgeving een decor voor ingrijpende gebeurtenissen. In zijn gedichten wordt het vertrouwde vreemd gemaakt. Zij zijn een museum van afgedankte herinneringen die nergens anders hun plaats zouden vinden.
We lopen de velden in, weg van het feest.
Twee stieren staan te dampen
in een zompige weide
en komen op ons af
beesten zonder stal, vergeten door het heelal.
Jij niet zwanger, ik niet eens je man.
Door het toeval samengezet op deze plek.
De auto's razen voorbij op de autoweg
als sterren zonder betekenis.
Ik mag wachten op de gang
maar ik kan beter wandelen.
De lift voert af en aan.
Kon ik maar breien. Ik heb
in mijn binnenzak een grote naam.
De lift gaat open.
Leeg als een doodskist.
Ik zie mezelf in de spiegel staan.
"Anderzijds doet een zekere nonchalance deze gedichten soms geweldig goed. In het wat mij betreft mooiste gedicht van de bundel, 'Kerstavond' bijvoorbeeld, los en treffend ineen, een soort travestievers over de kerstgeschiedenis, dat juist terwijl het de rug naar het kerstfeest keert er onontkoombaar aan refereert" - Rob Schouten in Vrij Nederland van 23 september 1995
"In Ogentroost vindt men een gedicht met dezelfde titel. Dat gedicht ademt, ondanks het voorbehoud van de zesde regel, geborgenheid. In Landlopen is de kerstavond veranderd. De dichter is met een ander op stap, en dat zij niet zwanger is, is misschien wel een gelukje. De slotregels zeggen echter genoeg: van enige geborgenheid is weinig sprake meer." - Koen Vergeer in Ons Erfdeel 1998/3 (over 'Kerstavond')
"Leenders houdt ervan het leven even stil te zetten, met alle vervreemding vandien. Het alledaagse wordt even uit zijn verband gelicht, de blik verspringt, een moment van kortsluiting − daar is het hem om te doen. In het ideale geval is de dichter niet zichtbaar aanwezig. Hij is de regisseur op afstand, die schuift met korte zinnen, treffende beelden, een verrassend perspectief." - Guus Middag in NRC Handelsblad van 1 september 1995.
"In Landlopen volgt onmiddellijk op 'Na Blakkeveld' een gedicht bestaande uit veertig kwatrijnen, 'Amatus'. Het lyrische ik observeert aan de overkant van de straat een man aan zijn bureau. Hij verliest hem uit het oog als hij zich naar huis en zijn gezin spoedt en door een park en via straten met vrouwen achter de ramen naar het station gaat. Later ziet hij vanuit de trein de man op een ander spoor staan. 'Waar moeten wij kijken / om elkaar te ontwijken?' Luidt de vraag die onbeantwoord blijft! In de laatste kwatrijnen van 'Amatus' blijft de suspense bewaard. Verongelukt deze raadselachtige medereiziger? Of is hij enkel het spiegelbeeld van het lyrische ik dat, zoals de gasfitter bij Achterberg, zichzelf in de ramen ziet voorbijgaan en verdwijnen? In 'Amatus' combineert Leenders de geheimzinnige waarheid van Nijhoffs vreemdeling uit Awater met de raadselachtige anekdotiek van de fitter uit Achterbergs 'Ballade van de gasfitter'. Het thema van 'Amatus' is dus geenszins nieuw, maar Leenders heeft het bewerkt op zijn eigen virtuoze, sterk visuele wijze." - Joris Gerits in Poëziekrant 1995/5
"De toon van 'Amatus' zet zich door in de andere gedichten; minder doorwrochte metaforen dan in het vroegere werk, meer anekdotiek en een kale mededeling met vervreemdende accenten. Minder statische observatie ook, en meer beweging." - Frans Deschoemaeker in Kritisch Lexicon van de moderne Nederlandstalige Literatuur.
Ofschoon in de bundel Ogentroost plaats is voor zowel zaaien als maaien, bloeien als verwelken, overvloed als schraalheid zijn het toch vooral de existentiële leegte, de verstilling, de dood die de toon aangeven. Het is de leegte achter lichaam en ziel die Herman Leenders boeit en met het 'als' van de vergelijking op afstand houdt. Hij tracht haar te vangen en te bezweren in prachtige miniaturen. Hij zet een landschap neer in al zijn facetten en verschijningsvormen met zoveel zintuiglijke kracht als woorden kunnen hebben. Het landschap: dat is de lucht en de aarde maar ook de onderwereld, dat is het paradijs maar ook de hel.
Zoals de plant Ogentroost (Euphrasia) geneeskrachtig bleek te zijn voor ontstoken ogen, zo is de poëzie van Leenders zijn verweer tegen het blind of verblind zijn.
Het is een gevecht met de luchtspiegeling van het verlangen, met de fata morgana van de droom, met de duisternis, de mist of de onmacht van het oog. En anders dan Constantijn Huygens heeft hij geen andere troost dan zijn eigen woorden.
Het is een klap waar je van opkijkt.
Onder het raam ligt een vogellijkje.
Mijn fata morgana van glas:
koeien die bloeien tussen het gras
en wolken die drijven alsof ze echt zijn.
Achter het spiegelschrift van je dromen
kun je niet komen.
Dood zijn doet geen pijn.
Het komt bij hen op
even plots.
Het breekt bij hen uit
midden in je tuin
waar het door de grasmat schiet:
ze huilen een hoopje aarde
maar niet als iemand het ziet.
Je stelt het vast, achteraf
en zichtbaarder
De mist drupt uit de bomen,
uitgebeende karkassen ontvleesd tot op het bot.
De maan hangt als een witte vrucht
tussen de ribben van de lucht.
Hij trapt een wak in het ijs.
Hij draagt een jas over het gat in z'n frak.
Hij bindt zijn voeten in een jutezak. De weg is glad.
Ge moe nie schui zijn. Hij lacht.
Mijn kind legt zijn vuistje als een aalmoes in zijn hand.
"Zijn debuutbundel Ogentroost is een pareltje.(...) Leenders schrijft poëzie die tegen een duw kan. (...) Charon, zo wil de Griekse mythologie, is de stokoude, haveloos geklede veerman die de schimmen der afgestorvenen voor een penning over de Styx zet naar het schimmenrijk. Acht regels lang dacht ik: Leenders op weg naar Hades, de god van de onderwereld, moet kunnen, hij beschrijft het in ieder geval luguber genoeg. Maar dan plots dat kind, zijn kind, dat bovendien de rekening betaalt. Gaat dit gedicht over het 'vaderschap', over het verpletterende ervan, over het groot machteloos kind dat je als vader zelf wordt?" - Koenraad Goudeseune over het gedicht Charon in De Morgen van 18 december 1992.
"Het is een kleine en intieme wereld die onderdak heeft gevonden in Ogentroost, de tweede bundel van Herman Leenders: een landelijke wereld met akkers, velden, bos, enkele boerderijen, stallen, vee, kippen en een wetsteen. Meestal hangt er mist of regent het er, de avond valt er veelal vroeg en het is er vaker herfst dan normaal. Plaatsnamen worden nergens genoemd, jaartallen ontbreken. Wie dit landelijke landschap op de kaart terug zou willen vinden, moet vermoedelijk lang zoeken. De kans is groot dat het er niet meer is − en indien toch, dan waarschijnlijk ergens in Vlaanderen. (...) Hij is een landschapsdichter, maar meer dan het landschap lijkt mij het uitzicht zijn onderwerp. En nog beter is het om te zeggen dat het eigenlijke onderwerp van deze verrassend trefzekere en mooi gecomponeerde bundel is: zijn blik." - Guus Middag in NRC Handelsblad van 15 januari 1993.
"Zijn verzen zijn, opvallend bij zoveel blindheid op het programma, uiterst visueel en plastisch. Wat te denken van zo'n prachtig gedicht als 'Wanhoop', waarin de productie van molshopen wordt voorgesteld als een wanhoopsbui van de mol." - Rob Schouten in Vrij Nederland van 13 februari 1993.
"Dood en hemelvaart , hoop en illusie, aarde en onderwereld, huiselijkheid en Unheimlichkeit worden in een zachte toonzetting voortdurend met elkaar verbonden. Het effect is de charme van een broze bedachtzaamheid met een heel eigen dynamiek. De dichter spreekt zonder stemverheffing, maar met de overtuigingskracht van woorden die zintuiglijkheid en zingeving voor de duur van het gedicht aan leegte en dood ontrukken." - Piet Thomas in De Standaard der Letteren van 20 maart 1993.
"Winter en dood, je moet al een heel goed dichter zijn om die aftandse metafoor te bespelen zonder in de vallen van het cliché te trappen. Leenders slaagt daarin, en dat komt vermoedelijk door zijn heel reële benadering van het gegeven. Het lijkt niet gezocht: de natuur in deze gedichten straalt als vanzelfsprekend al dat doodse uit. Leenders kent de natuur die hij ons voorschotelt, hij lijkt erin geworteld. Er valt in de hele bundel nergens een schijn van een idyllisch natuurbeleven te bespeuren." - Filip Rogiers in Poëziekrant jan/feb 1993.
"Leenders is een als-dichter. Ik hou daar wel van. Een vergelijking is een spiegel waarin de werkelijkheid even mag kijken, of ze er goed uitziet. (...) Voorts kan Leenders een volmaakte zin neerschrijven als −het gaat over de geluiden van de schemering− "en de kippen treffen hun laatste schikkingen". Waarom is dit mooi? Ik vermoed omdat de uitdrukking perfect een nog even opflakkerende zenuwachtigheid weergeeft, en omdat ook de klank (kippen/schikkingen) om zich heen blijft scharrelen. Maar vooral schrijft Leenders vanuit een prachtige visualiteit. Hij ziet heel goed wat hij ziet, en weet heel goed dat er achter dat beeld een groot waarachter schuilgaat." - Herman de Coninck in De Morgen van 28 mei 1993.
"De mol is het cruciale symbool in Ogentroost, legt Leenders uit. Het feit dat hij blind is en onder de grond leeft contrasteert met het visuele in de gedichten. Er is immers steeds sprake van de zichtbare wereld boven de grond en het kijken naar een landschap. De mollecyclus is bovendien niet voor niets het centrale deel in de bundel: "Als lezer ga je van de hel, die boven de grond is, naar de onderwereld waar alles zwart en donker is en dan kom je in het blakkeveld waar opeens een teveel aan licht is. De bundel eindigt dus lichter dan hij begint." - Interview met Noor Hellmann in NRC Handelsblad van 11 juni 1993.
"Het is geen idylle in zo'n landschap te wonen, vooral niet omdat de natuur de mens lijkt te weigeren. (...) Zijn beschrijvingen van wat hij ziet, zijn rauw realistisch, zonder weerga." _- Paul Demets in Ons Erfdeel 1993/4
"Een zeer overtuigend debuut, vol suggestieve poëzie die haar kracht allereerst ontleent aan verpletterend goede metaforen - en dat is toch hèt criterium voor poëzie? Maar ook de rust en uitgebalanceeerdheid van Leenders' 'stem' en de vaak mystieke benadering (observatie) van natuur, landschap en dood (die soms aan de haiku doen denken) zetten deze poëzie onder niet aflatende spanning." - L.Torn. NBLC
~~Neem hier contact op met Herman Leenders. ~~ Dit contactformulier is tijdelijk buiten gebruik. U kunt contact opnemen via Messenger/Facebook, via Uitgeverij De Arbeiderspers of L&M Books.